Effectively using ChatGPT as a Software Engineer

As a software engineer, you may be looking for ways to improve your programming skills and enhance your productivity. One tool that can help you with this is ChatGPT. ChatGPT is an artificial…

Smartphone

独家优惠奖金 100% 高达 1 BTC + 180 免费旋转




Het leven achter de abdijmuren van Zevenkerken

Editor’s note: dit is een abstract uit mijn dagboek dat ik heb geschreven naar aanleiding van mijn eindwerk journalistiek over de augustijnenorde in Vlaanderen. Ik was toen 21 jaar.

Rond 10 uur ’s morgens stap ik af ter hoogte van de bushalte ‘Heidelberg’ en moet nog anderhalve kilometer stappen naar de abdij, die volledig verdoken ligt tussen het voorjaarsgroen. Bij de aankomst valt het bordje ‘privaat domein, verboden toegang’ me op. Is dit wel een manier om gasten te ontvangen? Maar klaarblijkelijk heb ik de verkeerde ingang genomen en ben een straat te vroeg ingeslagen. Ik vind de gebruikelijke ingang niet meteen en waag het om binnen te komen langs een willekeurige deur. Ik kijk even rond, en zie plots een pater uit een kamer komen. ‘Euh, excuseer, ik ben Frederik en heb me ingeschreven om dit weekend in het gastenverblijf van de abdij door te brengen. “U bent…?” “…de abt van de abdij.” In tegenstelling tot vele anderen, heb ik nog respect voor religie en word dan ook met eer getroffen door zijn aanschijn. Ik excuseer me voor het nemen van de verkeerde ingang, en het hoofd van dit huis leidt me naar de juiste inkom, waar een pater zijn telefoongesprek afmaakt om mij naar kamer 15 door te verwijzen. ‘De gastenpater zal u daarna uitleggen wat u moet doen’, zegt hij terwijl hij op het punt staat om een inkomend telefoongesprek te beantwoorden. Ik pak mijn spullen en ga richting mijn kamer, voorzien van een kast, bed –met harde matras- wastafel en een Bijbel. Het eerste wat ik doe is de gordijnen opentrekken, mijn valies opentrekken en mijn laptop op het bureaublad plaatsen. Daarna maak mijn bed op, en geniet van het binnenkomende voorjaarszonnetje dat mijn gezellige kamer opfleurt in deze koude tijden. Ik wacht eventjes, maar geen gastenpater te bespeuren. Daarop verken ik even de gang, die uitgeeft op een kleine leeszaal en een living, waar de gasten koffie en thee kunnen zetten. In het midden van de gang bevindt zich een stille gebedsruimte. Leeg. Ik zie plots een jongeman van Aziatische afkomst rustig voorbijwandelen en ik knik vriendelijk goeiedag. Ik begeef me naar het einde van de gang waar de douches en toiletten zijn gevestigd. In het terugkeren naar mijn kamer ontmoet ik een andere Aziatische dame van middelbare leeftijd, meer van het Cambodiaanse type. Ze ziet er niet aantrekkelijk uit, maar heeft wel een erg vriendelijke lach. Haar tengere en kleine lichaam zorgt voor een ontoepasselijk anachronisme in vergelijking met haar gerimpelde, doch stralende gezicht. Om de zoveel tijd luidt hier een klok. De gasten krijgen een apart dagritme toegewezen, maar eten samen met de vaste bewoners van de abdij. In mijn kamer orden ik wat papieren, noteer nog het een en ander. Goed, ik heb nog met niemand gesproken en de gastenpater is nog niet langs geweest. Ik wend me naar beneden om de abdij wat te verkennen en op het einde van de gang staat een relatief jonge pater –achteraf krijg ik te horen dat dit pater Johan is en met zijn 52 jaar de jongste van het hele nest — met een bloedneus. Twee kuisvrouwen komen hem helpen, want het bloeden stelpt maar niet. Later zie ik hem met een dikke prop in zijn neus rondwandelen, wat wel een grappige zicht oplevert. Ik kuier in de kloostergangen naast rond de vierkante binnentuin en probeer ‘tot mezelf te komen’, wat echt moeilijker lijkt dan ik had verwacht. Ik denk niet dat ik op zich een nerveus iemand ben, maar toch kan ik niet in één klap die rust en stilte een plaats geven. In de samenleving ligt de nadruk zo op het ‘doen’. We hebben elke dag onze bezigheden en doen elke dag vanalles en nog wat. Hier is dat compleet anders. In feite ‘doet’ men hier niets, in de betekenis die wij gewend zijn om aan dat werkwoord te geven weliswaar. Het vergt toch wel enige inspanning om die knop om te draaien. Wie niet in staat is om van deze andere leefwereld te proeven, kan het hier onmogelijk langer dan een dag aarden.

De Sint-Adriesabdij (zijaanzicht)

Even later ga ik naar de eucharistieviering van 12 uur, de eerste dienst die ik hier meemaak, maar zeker nog niet de laatste! Een grote kapel, verwarmd met een gigantisch aan het plafond bevestigd zeshoekig warmte-element, vult zich met paters en leken. Mijn eerste oogcontact met de paters van dit pand bevestigen wat ik had verwacht: sommigen zien er echt stokoud uit –twee van hen gebruiken zelfs een wandelstok-, terwijl de kalende hoofden van de meeste anderen verraden dat ze hun jeugdige jaren al ver achter zich hebben gelaten. Slechts één relatief jonge kerel met een mooi rondgeschoren zwarte baard en misschien twee heren waarvan men nog kan gissen dat ze hun pensioenleeftijd nog net niet hebben bereikt, lijken toch nog enige levendigheid tussen al die grijze haren te brengen. Ook al weet ik dat het niet zo is, maar een groot deel van die monniken lijkt zich helemaal niet bewust van wat hier gaande is. De ene ligt half te slapen, de andere is de hele tijd aan het bidden en nog een andere, een magere man met lange grijze baard, zit helemaal ineengezakt op zijn stoel.
Naast mij komt een dikke vijftiger in een veel te groot maatpak zitten. En stinken dat hij doet! Iemand die een marathon heeft gelopen kan zelfs onmogelijk zó stinken. Het verzuurde zweet raakt mijn neusvleugels permanent en de rotgeur is in die mate dominant dat ik ze niet kan negeren. Ik wilde me verplaatsen, want die man zette echt een domper op mijn beleving van de eucharistie. Bij nader inzien leek het me toch wat onbeleefd en trachtte met de beste wil van de wereld het halfuurtje vol te houden. Ongelooflijk. Alle abdijbroeders zitten in een cirkel op de eerste rij, terwijl de bezoekers op de tweede of derde rij zitten. Er wordt gezongen en gebeden, liederen en gebeden die ik nog nooit heb gehoord. Ik ben al tevreden als ik erin slaag, mits ondersteuning, om het Onze Vader mee te zeggen. Schaamtelijk, ik geef het toe.
De bezoekers van de eucharistie, waarvan ik de gemiddelde leeftijd toch ook op een 75 jaar schat, verlaten de kapel en ik ga de andere kant uit, terug in de abdij. Ik wacht op de gastenpater die ons naar het middagmaal dient te leiden. Een grote poort geeft ons toegang tot een ruime eetzaal. De gastenpater wenkt me met een handgebaar om aan de grote tafel in het midden te gaan zitten. Het middagmaal gaat van start, en ik ben omsingeld! De gasten komen binnen en treffen aan de zijkanten van de eetzaal paters aan, op een trede gezeten langs de zijmuren en klaar om te eten. Vooraan zitten de oversten: de abt in het midden, met aan weerszijden de prior en de onderprior. Schuin achter de tafel van de oversten zit een andere pater met een boek en een microfoon. Na het gebed van de abt begint hij een hoofdstuk voor te lezen uit het boek ‘De laatste zusters van Vlaanderen’ van Bart Demyttenaere. Er wordt niet gesproken tijdens de maaltijd. Ik zit tussen een vrouw van eind de veertig en oblaat Gilbert. Voor mij zit een oud vrouwtje, die bijna geen kin meer heeft en een enorme dikke pruillip heeft. Met grote bange ogen staart ze me aan, alsof ze me zonder woorden smeekt haar niet plots te willen aanvallen. Ik ben niet honderd procent op mijn gemak, vooral omdat ik niet goed weet hoe de regels en het protocol hier werken. Voorzichtig neem ik mijn portie Gentse waterzooi en aardappelen, en schenk water in voor mijn tafelgenoten. Aangezien niemand drinkt tijdens zijn maaltijd, beslis ik dat ook maar niet te doen. De rijkelijke hoofdmaaltijd wordt gevolgd door een klein dessertje, waarna een kort gebed volgt door de abt om de Heer te bedanken voor ons dagelijks brood. In amper een half uur heeft iedereen gedaan met eten en worden de gasten naar buiten geleid, terwijl de abdijbroeders in groep de andere kant uitgaan.
De oblaat vraagt me of ik koffie wil en komt bij me zitten om me te vergezellen. Alleen met hem kan ik mijn eerste gesprek aanknopen. Ik stel vragen over het abdijleven, over de school, hun inkomsten en allerhande. Met veel enthousiasme antwoordt hij me, maar na een kwartiertje moet hij gaan en laat me alleen achter met mijn espresso in de Afrikaanse zaal, die zo genoemd is omwille van zijn stilistische wandtapijten. Nu had ik eens iemand om mee te spreken! Het is lang geleden dat ik nog zo weinig heb gesproken tot dit uur van de dag. Niet dat dit voortdurend stilzwijgen mij gek maakt, maar toch brengt het een naar gevoel met zich mee. Drie dagen zonder internet, zonder iPod, een klein beetje gsm, geen vrienden of familie om me heen, enkel onbekenden. En dan is er de stilte. De macht van de stilte, die hier overal overheerst.
De zon schijnt buiten en om alles eens te laten bezinken, beslis ik om een kleine wandeling te maken in het aanpalende bos. Een lage vrijdagnamiddagzon werpt lange schaduwen af op het rotte gebladerte. En opnieuw die moordende stilte. Slechts enkele wandelaars om eens goeiedag te knikken. Ik maak enkele foto’s van het bos en de abdij. Daarna ga ik terug naar binnen voor een kop koffie en in de gastrefter zit de oude dame van tijdens het middagmaal een boterham te smeren. Ik begin met haar te praten en ze blijkt een kloosterzuster van Tielt te zijn; ik schat ze een goed stuk in de 80. Toch is ze heel welbespraakt en vertelt dat ze vier maal per jaar voor een abdijweekend naar Zevenkerken komt. Dit weekend staat in het teken van Sint-Benedictus en zijn Regel, meer bepaald zijn visie op gastvrijheid. Het thema komt uit een vers van het Mattheusevangelie: “Ik kwam als gast en gij hebt Mij ontvangen”. Ik stel haar de hele tijd vragen en ze antwoordt honderduit. Waarschijnlijk is het voor dit vrome vrouwtje al een hele poos geleden dat ze nog eens met een jongere heeft gebabbeld die oprecht interesse heeft in het kloosterleven. Ze belooft me een foldertje en komt me halen naar mijn kamer voor de vespers van 18 uur. In de Mariakapel komt er een klasje van een lagere school binnen, misschien zijn het wel Eerste Communiekantjes. De kindjes bidden mee, maar kijken meer naar elkaar dan te luisteren naar wat pater Benoît Standaert te zeggen heeft. Pater Standaert is een bekende in het monnikenwereldje. “Soms zitten hier wel 40 gasten als hij een lezingenweekend geeft. Zijn populariteit trekt vele gasten aan,” kom ik later van de abt te weten. Vandaag is het de naamdag van de heilige Paulus Miki en zijn metgezellen. “Miki klinkt jullie misschien bekend in de oren”, zegt de pater al lachend en lonkt naar de kinderen, verwijzend naar het Disneyfiguurtje Mickey Mouse. Miki was een Japanse martelaar, die erin slaagde om zijn aanhangers van het boeddhisme te bekeren en te kiezen voor het christendom, wat hij met de kruisiging moest bekopen. Deze persoonlijkheid ligt pater Standaert extra na aan het hart, omdat hij zelf nog enkele maanden naar Japan is geweest om er de beginselen van het boeddhisme aan te leren.
Na de vespers gaan we naar het avondmaal, dat net zoals het middagmaal traditioneel begint met een gebed en een kruisteken. Maar deze keer leest niemand voor uit een boek. De ijzige stilte wordt enkel gebroken door het kletteren van de lepels in de soepborden en het af en toe slurpen of oprispen van een pater. Ik kijk gecontroleerd rond om er zeker van te zijn dat ze geen aanstoot nemen aan mijn attitude. Alles lijkt oké, tot ik merk dat ik mijn soep te snel heb doorgeslikt en mijn keel zowat in brand staat. Sorry, dit moet ik toch wel even blussen met wat water. Gelieve mij de zonde om tijdens mijn eten te drinken voor eenmaal te vergeven, lieve Heer! Wanneer weet je dat de maaltijd gedaan is? Na een zachte hamertik op de houten eettafel van de oversten, staat iedereen recht en bedankt de prior de Heer voor spijs en drank, waarop tenslotte een kruisteken wordt gemaakt. Ik begeef me naar de abt en vraag me af of hij tijd zou hebben voor een interview. “Vanavond niet meer, we zullen dat morgenvroeg bespreken”, antwoordt hij. Goed, dan maar weer naar mijn kamer, waar ik in een ijverige bui verder begin te schrijven. Omdat ik nog verre van uitgeput ben, ga ik naar buiten om wat nachtfoto’s te maken van de abdij en het thuisfront eens in te lichten. Ik heb nog nooit zo gehunkerd naar thuis als nu. Hoe is het dan mogelijk dat een semester in Estland mij niet met de minste heimwee kon besmetten? Plots schiet het licht aan voor de abdij en een monnik komt te voorschijn om te vragen wat ik daar doe. “Foto’s nemen van de omgeving…”, zeg ik. “Maar je zal niet meer binnenkunnen! Best dat ik je tegenkom. Volg me, dan laat ik je binnen.” En via de zaal waar alle habijten van de monniken hangen, leidt hij me naar binnen. Hoewel de avond in wereldse termen nog jong is, besluit ik om na een laatste fotosessie in de kloostergangen en de kapel, die ik doorspoel met een warme kop melk met honing, de slaap voor de vaak in te ruilen. Morgen een nieuwe dag, waar iedere seconde opnieuw tergend langzaam voorbij zal vliegen, maar we blijven optimistisch en danken God de Vader voor deze toch wel heel bijzondere ervaring…

Deze nacht ben ik moeilijk in slaap geraakt. Ik was ten eerste helemaal niet moe, maar wist ook niet wat ik nog kon doen. Mijn hart klopte ook erg snel en ik voelde me ondanks de rust vrij onrustig, wellicht door deze bruuske aanpassing. Uiteindelijk ben ik dan toch in slaap geraakt na enkele uren…
Om 6u30 gaat mijn wekker en ik begeef me naar de half uur durende ochtenddienst van 7 uur. De paters zitten opnieuw in een cirkel en één man vond het blijkbaar nodig om naast mij zo vroeg op te staan. En het was nog niet eens een gast! Ik was de enige van de gasten die er aanwezig was. Na de dienst neem ik een eenzaam ontbijt, maar voel me nog behoorlijk moe en leg me bijgevolg nog enkele uren te slapen. Rond 10 uur neem ik een lange en hete douche en lees erna nog wat in mijn boek, sorteer mijn papieren en bedenk nog wat vragen die me zijn ingegeven door dit leven hier voortdurend te observeren en te beleven. Ik kom de kleine kloosterzuster tegen en ze vraagt me waar ik was voor het ontbijt. Ik antwoord dat ik al heb ontbeten om 7u30. Officieel is er ontbijt van 8u tot 9u ’s morgens en dat is de enige maaltijd die niet samen met de paters wordt genuttigd. De gastenrefter is toch altijd open, dus maakt het eigenlijk niet uit wanneer je jezelf er te goed doet aan koffie en brood. Even later kom ik vader abt tegen. Hij zegt dat hij me in de morgen was komen zoeken, omdat ik hem al eerder had gezegd dat ik hier was omwille van mijn eindwerk. “Ik wil u graag te woord staan hoor, zeer zeker!” Ik voel op dat moment het warme hart van een pater, die ten allen tijde ten dienste wil staan van zijn gasten. Gastvrijheid is dan ook iets waar deze abdij trots op mag zijn. Ze beseffen hier heel goed wat dat betekent.
Voor de middag ga ik nog even naar buiten om een luchtje te scheppen en nog wat foto’s te nemen. Het weer is veel minder goed dan gisteren, alles is overtrokken en dat geeft een hele andere aanschijn aan de abdij. Meer gasten hebben zich vandaag verzameld aan de deur om naar het middagmaal te gaan. Dat heeft wellicht alles te maken met het abdijweekend, waarin pater Nikolaas drie conferenties geeft over gastvrijheid. Gelukkig dat er iets te doen is om die dode momenten op te vullen. Zo leer ik ook nog iets bij. Opvallend is dat er twee meisjes van mijn leeftijd aanwezig zijn, die hun nonkelke pater komen bezoeken. Opnieuw wordt een gebed gezongen en mogen we na het kruisteken gaan zitten. Er wordt champignonsoep geserveerd, gevolgd door vleesbrood met erwten en aardappelen om te eindigen met een in plastiek verpakt chocoladen wafeltje, dat de mevrouw voor me, mits enige moeite en veel onhandigheid, uiteindelijk weet open te maken. Het afruimen gebeurt altijd op dezelfde manier: van rechts naar links worden de borden doorgegeven en op elkaar gezet. Dan komt een bevoegde de stapel ophalen op de hoek van de tafel. Wie het eerst water neemt, is een beetje de dupe. De elementaire beleefdheid gebiedt namelijk dat je eerst de anderen inschenkt en dan pas jezelf. De volledige met water gevulde keramieken kruiken zijn betrekkelijk zwaar en als de waterwillenden hun glas te hoog heffen, is het een heuse opdracht om dat water zonder beven en met de juiste hoeveelheid in het glas te gieten. Net als een rechter die zijn vonnis heeft uitgesproken, slaat de abt met de hamer op de tafel en wordt er rechtgestaan. Bij het buitengaan vraagt gastenpater Marc of ik zin heb in koffie. Eerst wil ik weten wie pater Nicolaas is en hij wijst mij hem aan. Ik vraag deze onderprior of het mogelijk is om een interview met hem te doen. “Om 14u30 aan de spreekkamer,” knikt pater Nicolaas. Vervolgens volg ik pater Marc en vraag hem over het abdijleven en over zijn persoon. Meer dan drie kwartier staat hij me te woord en hij neemt me onder andere mee naar zijn atelier. De artistiek aangelegde man is namelijk de iconograaf van de abdij, een knelpuntberoep wat mij betreft. Eén voor één prachtige werken, men zou denken dat ze rechtstreeks uit de middeleeuwen komen! Verder houdt pater Marc zich met keramiek en enkele reguliere taken van het abdijleven bezig. Op zijn 17de is hij ingetreden in de abdij en volgde tijdens zijn monastieke professie een priesteropleiding. In 1969 werd hij tot priester gewijd, waarna hij zich bekwaamde aan het Hoger Sint-Lucasinstiuut in Gent. Hij gaf een tijdje godsdienst- en tekenles in de abdijschool waarvan hij enkele jaren directeur ad interim is geweest. Hij is ook nog prior geweest en heeft in de jaren tachtig een sabbatjaar in de Schotse Highlands doorgebracht. Indrukwekkend, want hij leefde er moederziel alleen in een klein huisje zonder elektriciteit of gas. Rondom hem waren vier hectaren waar hij enkel tegen schapen kon babbelen. “In de wintermaanden heb ik voor vier (4!) maanden niemand gezien. Het dichtstbijzijnde dorp was op 25km en ik heb een gasvuurtje gekocht, inclusief een grote voorraad eten in blik om in mijn huisje op te slaan. Tijdens mijn verblijf heb ik me vooral beziggehouden met iconen schilderen.” Het pensioen van de pater Marc bedraagt slechts 174 euro, wat hij integraal afgeeft aan de abdij. “Ik heb geen bezit, maar dat maakt me zeker niet ongelukkig.”
Het is tijd om pater Nicolaas te ontmoeten. Met een uitnodigende glimlach verschaft hij me toegang tot de spreekkamer van het gastenverblijf. Ik begin hem te interviewen en met veel allure en enthousiasme staat hij me te woord. Hij vraagt me voor het interview ook waarom ik dit onderwerp heb gekozen en is aangenaam verrast dat een seculiere jongeman voor dit onderwerp kiest. Tijdens het interview stel ik hem allerhande vragen, die hij met een grote openheid beantwoord. De tijd gaat zo snel, dat hij me er na een klein anderhalf uur op wijst om het interview af te ronden. Hij wil namelijk op tijd zijn voor de vespers van 16 uur. “Tot straks op de conferentie?” “Jazeker”, antwoord ik en bedank hem voor zijn tijd.
Tijdens de vespers is er behoorlijk veel volk. Ik zie dezelfde gezichten terug van de bezoekers die ook gisteren aanwezig waren. Blijkbaar heeft de abdij enigszins een vaste achterban van trouw cliënteel verworven. Opnieuw worden de psalmen gezongen en het valt me op dat de paters de psalmen altijd met hetzelfde zinnetje beëindigen, telkens gezongen op dezelfde monotone melodie: “Eer zij de heerlijkheid Gods: Vader, Zoon en heilige Geest. Zo was het in den beginne, zo zij het thans en voor immers; tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.”
Na de vespers is het tijd voor een vieruurtje in de gastenrefter, waar ik geniet van een boterham met choco en hagelslag. Om kwart over vijf ga ik samen met alle gasten naar de conferentiezaal van het gastenverblijf, waar pater Nikolaas vooraan aan een tafeltje zit om een monoloog van anderhalf uur af te steken over gastvrijheid. Op zich is het wel interessant om eens te weten dat ook hier strikte regels rond bestaan in de benedictijnenabdijen. Zo mag het monastieke klimaat niet gestoord worden door de gasten –er wordt dus wederkerigheid van de gasten verwacht- en is het niet toegestaan om alle activiteiten met de monniken mee te doen. “Je moet de gasten een zekere vrijheid geven, de teugels vieren, maar er moet ook een zekere ingehoudenheid zijn, zodanig dat de gasten het dagdagelijkse leven binnen de abdij niet verstoren”. Maar toch “ligt bij gastvrijheid het accent op vrijheid, het is iets dat je niet opdringt.” De broeders die niet verantwoordelijk zijn voor de gasten, moeten zich zoveel mogelijk buiten het gastenverblijf houden, want daarvoor zijn gastenpaters aangesteld. Hoewel deze abdij de gasten zoveel mogelijk laat deelnemen aan het abdijleven en nauw contact met hen heeft, laat de abdij niet zomaar toevallige passanten binnen in de private ruimtes en is men bovendien voorzichtig met wie ze onderbrengen.
Er zijn vier grote vormen van gastvrijheid in de abdij van Zevenkerken: de eerste categorie zijn familie, vrienden en eendagsbezoekers. Hierbij horen ook mensen die willen praten met een pater, hier zijn omwille van persoonlijke studie of bezinning. Een tweede manier waarop de abdij zijn gastvrijheid uitdraagt, zijn de bossen, die zijn opengesteld voor wandelaars en natuurgenieters, en met inplanting van de cafetaria en de boekenwinkel. Vervolgens is er de hoeve, waar groepen met hun eigen programma en begeleiders een dagverblijf kunnen reserveren. Hieraan is ook het Bijbelhuis gekoppeld, dat de bezoekers op een recreatieve manier informeert over het religieuze leven en de Bijbel. Tenslotte is er de Abdijschool, waar momenteel nog een goeie 300 leerlingen onderricht volgen. Zij komen onrechtstreeks in contact met het abdijleven, hoewel er een grote afstandelijkheid bestaat tussen jeugd en Kerk. Deze en andere weetjes ben ik allemaal te weten gekomen uit die leerzame conferentie.
Het avondmaal bestaat uit soep en omeletten. In alle stilte wordt er gegeten, waar ik nog steeds moeilijk kan aan wennen. Na het avondmaal worden we zoals gewoonte naar het gastenverblijft geleid door gastenpater Marc en als een kudde vervolgen we de weg naar onze kamers. Ondertussen babbel ik wat met een vrouw van Nederlands Limburg die hier net als ik een weekend verblijf. Boven wijst een geïrriteerd bejaard dametje ons erop dat er aan het begin van de gang een bord met groot opschrift ‘STILTE’ hangt. “Je mag wel babbelen, maar fluister dan toch.” Over muggenziften gesproken, laat me dan toch dat gesprekje! De Nederlandse vrouw kijkt me aan met een blik van: ‘Tja, laten we dan maar niets meer zeggen, tot wat later’. Op mijn vingers getrapt, ga ik naar mijn kamer om mijn dagboek aan een razendsnel tempo verder te schrijven. Ik wil namelijk klaar zijn voor de completen, een dienst die om 20u30 begint. Na de dienst ga ik naar boven en heb geen zin om al te slapen. Ik telefoneer in de living van het gastenkwartier eens naar mijn vader, maar ik heb geen goede ontvangst met mijn gsm. Ik ben wel al wat vermoeider dan gisteren, maar nog niet moe genoeg om te slapen, en om mijn dag te beëindigen, kijk ik naar de film ‘The Curious Case of Benjamin Button’. Helaas duurt die iets te lang, waardoor het morgen waarschijnlijk pijnlijk opstaan wordt.

Om 6u30 gaat mijn alarm af, maar het is te zwaar om op te staan voor de ochtenddienst. Ik kon deze keer ook maar laat inslapen, dus beslis ik snel om voor deze ene keer de lauden over te slaan. Om 8 uur neem ik samen met de andere gasten het ontbijt en na een warme douche ben ik klaar voor de 2de conferentie van pater Nicolaas die begint om 9u30. Deze lezing gaat over de gastvrijheid binnen de joods-christelijke traditie. Hij vangt aan met een belangrijk en betekenisvol anoniem citaat, waarin hij de geest van deze abdij mooi samenvat: “Zelfs een vijand moet men de hem toekomende gastvrijheid bewijzen als hij in huis komt. Een boom ontvalt zijn schaduw ook niet aan de degene die komt om hem te vellen.” Het is opnieuw een lezing die door pater Nikolaas heel vlot en op een boeiende manier wordt aangebracht, doorspekt van mooie citaten en omkaderd met een vleugje geschiedenis. Ik vond het heel mooi hoe hij het concept van ‘xeno-filia’ ofte ‘liefde voor de vreemde’ aan de abdij linkte. Vroeger werden bovendien geen vrouwen en zogenaamd gevaarlijke lieden toegestaan. Gelukkig — voor de vrouwen althans- is daar verandering in gekomen.

De Sint-Andriesabdij in Zevenkerken

Vandaag is de eucharistie vroeger, omdat het zondag is. Het is een hoogdag vandaag, dat kan je ergens ook wel voelen. De meeste paters dragen een groene stola op hun wit habijt. Voor de eerste keer wordt voor mij op die manier het verschil tussen paters en broeders duidelijk. Veel paters, weinig broeders. Ik moest me tijdens de eucharistieviering echt noodgedwongen verplaatsen. Achter mij zit een man die, met alle respect, het verschil niet kent tussen ademen en snurken. Die pad werkt mij echt op mijn zenuwen. De preek van pater Nikolaas gaat over de crisis in de abdijen en het geloof, het drama in Dendermonde en de slachtoffers van de branden in Australië. Het is opvallend dat deze eucharistie veel minder ingetogen is, terwijl op andere dagen het verschil tussen de eucharistie en de andere officies nauwelijks merkbaar is.
We kunnen deze keer echt genieten van een rijkelijk feestmaal. Heerlijke tomatensoep, gevolgd door koeietong in Madeirasaus met kroketjes en een bereid slaatje om tenslotte te eindigen met een ambachtelijk hoorntje, gevuld met gele pudding. Dat alles mag blijkbaar eenmaal per week doorgespoeld worden met één frisse Maes pils. Geen twee, want dat zou de Heer hierboven toch iets van het goede teveel vinden. Voor mij zitten twee mensen die speciaal uit Nederland zijn afgereisd voor dit abdijweekend. Het zijn net Janssens & Janssens uit Kuifje. Het zijn twee vreemde mannetjes, alletwee kaal met een boord haar aan de zijkant van hun hoofd. Ze dragen alletwee een kostuum, maar komen toch behoorlijk sjofel over. Ik sla hen gade en sta versteld van hun praktisch onvermogen. Meerdere maaltijden hebben zij hier al verorberd, en nog steeds lijken zij een fundamenteel tafelprincipe niet te vatten: als iedereen klaar is met het leegeten van zijn bord, geef je het door naar de linkerkant, zodat de verantwoordelijke voor de refter het aan de hoek van de tafel kan komen ophalen. Als twee lomperiken zitten zij daar als kippen zonder kop onverstaanbare blikken in het rond te werpen. Mijn God, hoe is dat nu toch mogelijk!? De Limburgse vrouw kijkt me aan en haalt haar schouders op.
Ik vraag de abt na het middagmaal of hij even tijd heeft om mij na de vespers van 16 uur een interview toe te staan. Met veel plezier staat hij mijn verzoek toe.
Nadat we uit de refter zijn geleid, worden we voor het bureau van de gastenpater verwacht om te betalen. Pater Nicolaas had mij beloofd om een prijsje te maken, waardoor ik slechts 60€ voor het weekend moet betalen. Tijdens het wachten in de rij spreek ik nog wat met de medegasten en neem enkele foto’s. Even later kom ik pater Johan tegen en hoewel ik net heb geleerd dat de monniken zich niet tot de gasten mogen wenden als zij daar niet uitdrukkelijk om vragen, kan deze pater zijn nieuwsgierigheid niet intomen en wilde weten wat ik hier al drie dagen loop te doen. Ik leg het hem uit en hij begint onze zogenaamde ‘zap-cultuur’ waarin wij vandaag blijkbaar leven, te hekelen: “Tegenwoordig komt de hele wereld binnen in de huiskamer. En als het ons niet aanstaat, drukken we op dat bakje om naar een andere zender te gaan. De kritische zin van de mensen verdwijnt.”
Oké, dank u voor dit intermezzo!
Om 14u30 gaat de derde en laatste conferentie van start. Deze keer gaan we dieper in op het hoofdstuk 53 van de Regel van Benedictus, waarin gedetailleerd staat beschreven hoe men de gastvrijheid in Benedictijnenkloosters dient te handhaven. Bij iedere zin geeft pater Nikolaas wat meer uitleg, net als een bioloog die zijn dier dissecteert om nauwgezet de verschillende onderdelen ervan te analyseren. Op een clandestiene wijze probeer ik enkele foto’s van de sprekende pater te nemen, omdat ik het ten eerste niet echt van veel respect vind getuigen dat men dit al überhaupt doet, en ook omdat ik de pater niet voor het hoofd wil stoten. Het einde van de conferentie wordt nog even uitgesteld door enkele compleet nutteloze en irrelevante vragen van slijmende gasten die willen pretenderen dat hun interesse in Benedictus onnoemelijk groot is. Ik heb nog 20 minuten de tijd om naar de vespers te gaan, maar plots herinner ik me dat ik nog enkele beelden wil nemen van de voorkant van de abdij, die eigenlijk niet toegankelijk is voor de gasten. Na de vespers ontmoet ik de abt en dan is het al te donker om nog hoogwaardige foto’s te nemen! Ik haast me dus als een gek — de eerste keer dat ik me overigens haast tijdens mijn verblijf hier- naar de voorkant van de abdij. Plots doemt vanuit het struikgewas niemand minder op dan… een pater! Ik herken hem van de diensten in de kapel; een graatmagere, volledig kale en stokoude monnik met een lange, onverzorgde zwartgrijze baard. Zijn met bruine ouderdomsvlekken bezaaide hoofd is deze keer bedekt met een vreemde Afrikaanse hoed. Ik knik eens, maar krijg niets terug. Hij draait me de rug toe en zet zijn wandeling voort. Wellicht niet beseffend dat ik nog enkele tientallen meters achter hem ben, laat hij zijn darmsysteem de vrije loop. Scheten en nog eens scheten dat die man laat! Na zijn scheetsessie kijkt hij even om, en ik draai abrupt mijn hoofd om te doen alsof ik niets gehoord heb. De klepel heeft al vijf minuten geleden met volle kracht tegen de klok geslagen om het signaal voor de vespers aan te geven. Ik denk in mezelf: ‘Tiens, moet die pater dan niet naar de vespers? Hij blijft hier maar rustig verder kuieren en scheten laten…’ Net op tijd kom ik op de laatste dienst van mijn weekend hier. Wat me tot hiertoe is opgevallen, is de soberheid van de liturgie. Iedere dienst is hetzelfde of lijkt althans heel sterk op elkaar. Eerst enkele psalmen zingen, dan lofbetuigingen aan enkele heiligen, voorlezen uit het evangelie, opnieuw zingen uit het psalmenboek…. Het valt me op dat er toch wel heel wat aanwezigen zijn en dat de kerk behoorlijk vol zit, wat ook zo was tijdens de eucharistie. De mensen naast me zingen alle liederen gedwee mee en ik sta daar wat ongemakkelijk met mijn mond vol tanden. Waar ik wel misselijk van word, en dat is al altijd zo geweest, is dat sommige mensen te veel achterkomen bij het zingen. Is het nu verdorie zo moeilijk om in hetzelfde ritme en tempo te zingen, vooral als je rekening houdt met het slakkentempo waarop die liederen worden gezongen.
Na de vespers begeef ik me naar de spreekkamer voor de gasten, waar ik een interview heb met abt René Fobe. Heel openhartig en met veel geestdrift staat hij me te woord. Ik heb het gevoel dat deze zachtaardige man me echt wil helpen. Na het interview bedank ik hem voor de gastvrijheid en ga naar mijn kamer om mijn koffers te pakken. Ik beaam ten volle de woorden van pater Nikolaas: “Een benedictijns klooster zonder gastenverblijf is geen benedictijns klooster.” Ik wil deze abdij nu niet ophemelen, want ik twijfel er niet aan dat iedereen in alle Vlaamse abdijen even welkom is. Om half zeven heb ik de bus en heb dus nog even tijd om in de abdijtuin rond te wandelen en enkele foto’s te nemen. Omdat het me opvalt dat er telkens veel eten over is, vraag ik aan de pater die aan de balie van de inkom voor de gasten zit wat ze daarmee doen. “Geen idee”, zegt hij en met een glimlach sla ik de toegangspoort achter me dicht. De maan zit al uit en in het schemerdonker ga ik terug naar de bushalte. De weg lijkt langer dan ik had verwacht en ik begin me wat op te jagen uit schrik de bus niet te zullen halen. Er is immers maar één bus die de zondag van halte Heidelberg naar het Stationsplein van Brugge rijdt. Gelukkig ben ik nog op tijd en kan zelfs nog genieten van het avondrood dat de velden van het Brugse ommeland een magnifiek accent geeft.
Ik stap op een lege bus, behalve dan die ene vrouw die vooraan met de buschauffer staat te praten. Ik hoor de bestuurder klagen over zijn vrouw, zijn werk, zijn huis, kortom alles waarover een mens kan klagen.

En ik denk bij mezelf met een glimlach: ‘Ga eens op retraite bij de paters van Zevenkerken; er blijft wellicht bitter weinig over van je geklaag.’

Add a comment

Related posts:

Consistency Is The Key To Success

Consistency is the key to success, and thus it becomes an absolutely crucial key in business in order to experience growth. We all have this tendency to sit back and hope and wish and want that our…

Top Parenting Tips To Get Your Child To Behave

Those of us who are parents do know that parenting is not an easy thing. You may not have a child yourself but you must have seen a child behaving badly and thought, ‘men I never wanna pass through…

Bibit Mangga Yuwen Demak Berkualitas

bibit mangga yuwen WELCOME di toko BIBIT BUAH ID penjual segala macam Bibit buah dan lain lain JENIS Buah : MANGGA YUWEN Cara Tanam : Siapkan Tanah dan Skam/kulit padi dengan perbandingan 1:2 lebih…